Inloggen
Winkelwagen (0)
Zoeken
NL
EN
Het Nieuwe Instituut
Menu
Sluit
Home
Ontdek een thema
Zoeken in de collectie
Over het zoekportaal
Over de collectie
Architectuur Dichterbij
Website Het Nieuwe Instituut - Collectie
Research Centre
Instagram Collectie
Collectie Nieuwsbrief
Zoeken door
Alle databases
Archieven
Publicaties
Personen
Projecten
Objecten
in
Resultaten
Terug
Terug
Terug naar resultaat
Volgende
Volgende
Lippits, Meindert Johannes Elias
Naam :
Lippits, Meindert Johannes Elias
Naam type :
persoon, vervaardiger, architect
Beschrijving :
M.J.E. Lippits (1869-1941) 1. Leven en werken Meinardus Johannes Elias Lippits werd geboren op 1 juni 1869 op Grote Noord nummer 118 te Hoorn. Hij was zoon van de manufacturier Meinardus Lippits en Maria Oostermeijer. Het geslacht Lippits was al sinds lange tijd verbonden met de stad Hoorn. De ouders van de architect hadden enige tijd in Grooteboek gewoond maar waren in 1861 weer naar Hoorn teruggekeerd. Het gezin, waarin Meindert het vierde kind was, telde zes kinderen (vier jongens en twee meisjes). Zijn moeder kwam oorspronkelijk uit het Duitse Mettingen, een katholiek boerendorp, vijftien kilometer ten westen van Osnabruck. Uit dit gebied trokken van oudsher veel marskramers, zogenaamde Teuten, met manden textiel naar Hollandse steden en dorpen. Wanneer zij voldoende verdiend hadden, keerden zij terug naar hun familie in Duitsland. Na verloop van tijd vestigde een aantal van hen zich permanent in het afzetgebied. Men begon daar vaak een manufacturen- of textielwinkel. In Hoorn bevonden zich onder deze immigranten verschillende families die later bekend werden in middenstandskringen. Vermenging door middel van huwelijk vond plaats met andere katholieke nieuwkomers maar ook met 'oudere' Hoornse families, zoals de familie Lippits. Vanaf het eind van de 17e eeuw woonde dit geslacht in Hoorn. De stamvader van architect Lippits, Wilhelmus, was in 1682 in Hoorn geboren. Na zijn huwelijk in 1721 met de Hoornse Dorothea Stam, vestigde hij zich als goudsmid op het Grote Noord. De familie zou tot op de dag van vandaag op het Grote Noord blijven. Van de kinderen uit het gezin Lippits zou Meindert jr. de enige zijn die niet in de winkelbranche werkzaam was. Meindert Lippits jr. kwam als leerling in dienst bij architect A.C. Bleijs die sinds 1864 een architectenbureau in Hoorn had. Het is niet precies bekend wanneer hij bij Bleijs in dienst trad. In 1876 had Bleijs Lippits' ouderlijk huis Grote Noord 118 verbouwd en zo zal het eerste contact wellicht hebben plaatsgevonden tussen de familie Lippits en de heer Bleijs. Deze laatste was binnen katholieke kringen in Hoorn een vooraanstaand persoon. Hij was onder andere regent van het Rooms Katholieke Wees- en Armenhuis. Vanaf 1870 kreeg hij in toenemende mate opdrachten van Hoornse winkeliers. Hij maakte ontwerpen voor het vernieuwen of verbouwen van hun zaak. In 1878 ontving Bleijs ten minste zestien opdrachten van particulieren.1 In 1882 vertrok het gezin Bleijs naar Amsterdam. De jonge Meindert Lippits volgde hen twee jaar later, op vijftienjarige leeftijd. Hij woonde drie jaar bij het gezin Bleijs in huis aan de Haarlemmer Houttuinen, waar Bleijs voor zichzelf een groot huis annex praktijkruimte had ontworpen en laten bouwen. In 1887 vertrok Lippits voor drie jaar naar Assendelft. Daar werd op dat moment een Rooms Katholieke kerk naar ontwerp van Bleijs gebouwd en het is mogelijk dat Lippits daar als opzichter te werk gesteld werd. In 1890 kwam Lippits officieel weer terug in Amsterdam. Hij was toen inmiddels al aangesteld als opzichter bij de bouw van het in 1888 begonnen Elizabeth-gesticht, eveneens naar ontwerp van Bleijs.2 Lippits woonde een jaar lang op diverse adressen. In 1891 verhuisde hij naar de Warmoesstraat. In 1889 vierde Bleijs zijn 25-jarig jubileum als architect. Ter gelegenheid daarvan stelden zijn leerlingen en oud-leerlingen een feestalbum samen waarin zij door hen gemaakte tekeningen van een aantal van Bleijs' werken verzamelden. Ook de toen twintigjarige Lippits werkte hieraan mee. Hij maakte voor het album vier tekeningen. Op de tekeningen werden verschillende ontwerpen van Bleijs gecombineerd, soms in aparte kaders, soms samengevoegd tot één gevelwand.3 Door onder andere mee te doen aan prijsvragen probeerde Lippits aandacht voor zijn eigen ontwerpen te krijgen. In 1897 deed hij mee aan een prijsvraag met als onderwerp een "Genootschapsgebouw". Door de jury, bestaande uit J. Cuypers, H.P. Berlage en J. van Straaten, werd hem de tweede prijs toegekend; de eerste prijs ging naar K. de Bazel. Hoe het ontwerp er uit heeft gezien, is niet bekend.4 In datzelfde jaar zond Lippits een ontwerp in voor de prijsvraag voor een "Academie-gebouw voor Schone Kunsten" te Amsterdam. Opnieuw ontving hij de tweede prijs. Het ontwerp werd in 1901 gepubliceerd in de "Architect", het platenboek van het genootschap "Architectura et Amicitia". In dezelfde uitgave werd nog een prijsvraagontwerp van Lippits gepubliceerd. Het betrof hier een ontwerp voor een "Vereenigingsgebouw". Hoewel het tot de vijf uitverkoren ontwerpen behoorde, werd het niet gebouwd.5 Rond de eeuwwisseling vestigde Lippits zich als zelfstandig architect in Amsterdam. Hij begon zijn praktijk aan de Willemsparkweg. Hij woonde hier bij de schilder Jan Dunselman en later bij diens broer Kees. Zij waren aangetrouwde familie van Lippits' oudste zus.6 Deze kerkschilders kende hij tevens van de tijd dat hij in dienst van Bleijs was. Jan Dunselman was bijvoorbeeld ook in Hoorn werkzaam geweest; hij maakte onder andere wandschilderingen in de St Cyriacuskerk van Bleijs, terwijl hij later jarenlang werkte aan de wandschilderingen in de Nicolaaskerk te Amsterdam, eveneens een ontwerp van Bleijs. Het eerste ontwerp dat van Lippits als zelfstandig architect gebouwd werd, was de apotheek en woonhuis "de Hertekop" aan het Kleine Noord in Hoorn. Lippits had dit voor zijn neef Gregorius ontworpen die een paar jaar daarvoor de praktijk van diens vader, Lippits' oom, had overgenomen. Het ging niet om een totale nieuwbouw en in het ontwerp werd gebruik gemaakt van bestaande bouwelementen. De voorgevel werd wel geheel vernieuwd. De vernieuwing en uitbreiding van de apotheek kwam in 1902 gereed. Dit ontwerp werd eveneens gepubliceerd in "De Architect".7 In 1904/1905 werd in bovengenoemde uitgave Lippits' ontwerp voor een gebouw van de "Amsterdamsche IJsclub" aan het Museumplein opgenomen. De opdracht voor het ontwerpen van dit gebouw dankte hij aan een prijsvraag uitgeschreven door de "Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst". Die had een paar jaar daarvoor een opdracht van het bestuur van de "Amsterdamsche IJsclub" ontvangen. Er kwamen vijf inzendingen op deze prijsvraag binnen waaronder die van Lippits onder het motto "Sport". De jury, bestaande uit A. Salm, K. de Bazel en J. Springer, had echter nogal wat aan te merken op het ontwerp en, hoewel zij de ingezonden ontwerpen eigenlijk geen van alle geschikt voor uitvoering achtte, wilden zij toch aan Lippits' ontwerp de premie van f 100,- toekennen.8 Het bestuur van de IJsclub vroeg Lippits een nieuw ontwerp te maken, aangezien de vastgestelde bouwsom verminderd moest worden en de situatie van het terrein veranderd was. Dit ontwerp werd door het Bestuur en de adviseurs Salm en Springer goedgekeurd. Er moest een groot clubgebouw met daarnaast een bestuursgebouw annex opzichterswoning gebouwd worden. Het ontwerp werd uitgevoerd in vakwerkbouw met een rood pannendak. Het clubgebouw kwam te liggen tussen de beide ingangen tot het terrein. Het belangrijkste element in dit gebouw werd gevormd door een grote restauratiezaal. Het lag één meter boven het terras en bestond uit drie verhogingen van telkens 55 cm. Hierdoor had men, kijkend door de grote vierkante ramen, overal in de zaal een goed zicht op de ijsbaan. Achter in de zaal waren de buffetten, de buffetkamer en de keuken gesitueerd.9 Op de begane grond van het bijgebouw lagen de bestuurskamers terwijl zich op de eerste verdieping de woning van de opzichter bevond. Helaas werden de gebouwen van de "Amsterdamse IJsclub" in 1950 afgebroken. Lippits had inmiddels naam verworven in de Amsterdamse bouw- en architectenwereld. Ook in zijn geboorteplaats Hoorn was zijn naam bekend. In 1906 werd Lippits door de woningbouwvereniging "Arbeidersbelang" te Hoorn gevraagd een ontwerp te maken voor 32 arbeiderswoningen aan de Venenlaan. Het ontwerp dat Lippits hiervoor maakte, verscheen in 1907 in zowel "De Architect" als in "Het Bouwkundig Weekblad", orgaan van de "Maatschappij tot Bevordering van Bouwkunst".10 Twee jaar later maakte hij het ontwerp voor een slagerij annex woonhuis voor K. Schagen te Hoorn. Het pand kwam aan het Breed, twee huizen verwijderd van een groot winkelpand van zijn leermeester Bleijs.11 In 1908 verscheen een ontwerp voor een koetshuis met stal in Kethel (bij Schiedam) in "Architectura". Het ontwerp werd in 1907 gebouwd en kostte ongeveer f 2400,-. Het geheel werd volgens Lippits uitgevoerd in miskleurig hardgrauw (een rode baksteen) en het dak gedekt met rode pannen. In de voorgevel boven de deuren van het koetshuis stond een spreuk van de dichter Jacob Cats: "Het is een spreeckwoort overal: de beste paerden zijn op stal".12 Dat Lippits een opdracht uit Kethel ontving, kan te maken hebben gehad met zijn betrokkenheid destijds bij de bouw van de Rooms Katholieke kerk te Kethel die in 1888 naar ontwerp van Bleijs gebouwd was.13 In 1908 werd in Amsterdam de woningbouwvereniging "Samenwerking" opgericht. Zij bonden naar eigen zeggen de strijd aan met de eenvormige eentonigheid van de huizen in de nieuwere wijken. Zij gingen voor hun eerste bouwproject in zee met Lippits want hij ontwierp volgens hen "..woningen.. geheel afwijkende van het oude sleurtype." De woningen waren meer breed dan diep en volgens de Vereniging werd hiermee een "veel aardiger en gerieflijker woningtype" verkregen.14 Een andere eis was dat de diverse vertrekken goed samengevoegd moesten kunnen worden. Het betrof hier echter geen arbeiders- maar middenstandswoningen. Men ging ervan uit dat de huurders een huur van tussen de f 400,- en f 900,- per jaar zouden kunnen betalen. "Samenwerking" bouwde dan ook met particulier kapitaal en niet met Rijks- en Gemeentegeld. Het leden- en huurdersbestand van de Vereniging bestond voornamelijk uit hogere ambtenaren. In 1910 kwam in de Moreelsestraat in Amsterdam oud-zuid een blok woningen gereed. Lippits zou voor deze woningbouwvereniging nog diverse andere blokken ontwerpen, onder andere aan de Jacob Obrechtstraat, de Nicolaas Maesstraat en de Frans van Mierisstraat. Het betrof hier eveneens grote woningen met vier tot zes kamers, een keuken en een balkon. De woningbouwvereniging was zeer te spreken over de woningen. In hun jubileum-uitgave, ter gelegenheid van het 20-jarig bestaan, waren zij vol lof over de ontwerpen van Lippits. Zij schreven: "Elk van de woningtypen is het bezoeken waard. Het bewonen ongetwijfeld niet minder. Elk perceel wijkt van het andere af. Is dit niet een aantrekkelijkheid er van.? Elke woning heeft haar eigen karakter...Overal gerieflijke bouw, verzorgde architectuur uit- en inwendig, overal lucht en licht. Elk huis heeft zijne geschiedenis en de geheele indeeling is product van veel overleg met den architect, wiens taak uiterst moeilijk was."15 In de gevel van het complex aan de Moreelsestraat liet Lippits een gevelsteen plaatsen met daarop de tekst: "Veel hebben monds genoegh, Om iemends werk te laken, Maar niet veel hands genoegh, Wat beters zelfs te maken, Het zeggen is maar windt Ik houde meer van doen" Vanaf 1910 werkte Lippits vaak samen met andere architecten. Hij had in die tijd een architectenbureau met N.H.W. Scholte in zijn eigen woningblok aan de Jacob Obrechtstraat.16 Op dit adres woonde hij ook. Naast het ontwerpen van woningbouw schuwde Lippits kleinere verbouwings- en aanbouwprojecten niet. In Hoorn maakte hij in 1910 voor de winkel van zijn broer op Grote Noord 120 een nieuw ontwerp voor de onderpui met een daarachter liggende winkel. Drie jaar later ontwierp hij in Hoorn een aanbouw aan het verenigingsgebouw van de "R.K. Militaire Vereeniging" in de Kerkstraat nummer 10. De enige kerk bekend van Lippits is de Rooms Katholieke kerk van Diemen. In 1911 werd het ontwerp, dat hij samen met Scholte maakte, gepubliceerd in het blad "Architectura".17 Het afgebeelde ontwerp zou volgens Lippits echter niet uitgevoerd kunnen worden aangezien de bouwkosten lager moesten zijn dan aanvankelijk was gepland. Waarschijnlijk hebben de architecten het plan zo aangepast dat de bouwkosten lager uitkwamen want de kerk staat in deze gewijzigde vorm nog in Diemen. Samen met Scholte ontwierp hij het, later zo beroemde, hotel Schiller aan het Rembrandtplein te Amsterdam. Met de bouw werd begonnen in 1912. Bij het ontwerp moest rekening gehouden worden met het feit dat het oude café, dat ongeveer de helft van het bouwterrein in beslag nam, tot de oplevering van het nieuwe kon blijven bestaan. Het souterrain diende als opslagruimte voor provisie, wijn, en bier. Bovendien waren daar twee kegelbanen gesitueerd. De entree van het hotel bevond zich op de begane grond. Hier lagen het restaurant, de leeszaal, de buffetten en de toiletten. Men kon naar boven via de monumentale hoofdtrap, via de elektrische personenlift of via de diensttrap. Op de eerste verdieping lagen de ontbijt- en conversatiezalen, de keukens en de dienstvertrekken. Op de tweede tot de vijfde verdieping lagen de zestig logeervertrekken en de dienstkamers. Onder de kap waren linnenkamers en bergplaatsen. Het gebouw was voorzien van centrale verwarming, koud en warm water, elektrisch licht en telefoon!18 Voor de Rooms Katholieke woningbouwvereniging "Het Oosten" ontwierp Lippits, samen met architect J.J. Molenschot, ook een leerling van Bleijs, woningbouwprojecten in de Indische- en de Transvaalbuurt. Deze buurten waren volop in ontwikkeling. Hetzelfde ontwerp werd op verschillende locaties uitgevoerd. Hiermee wilde de vereniging een eenheidstype creëren, waardoor woningen van "Het Oosten" als zodanig herkenbaar zouden zijn. Het ontwerp was in opdracht van de Woningbouwvereniging gericht op grote gezinnen en van belang was daarom zoveel mogelijk slaapplaatsen te creëren. De kasten in de woonkamer waren zodanig ontworpen dat de mogelijkheid bestond ze weg te halen en op de vrijgekomen ruimte een extra slaapplaats te maken. Om de huurprijs niet te hoog te laten worden was de hoeveelheid vierkante meters beperkt. Om de beschikbare ruimte optimaal te kunnen gebruiken, werd gekozen voor een woonkamer van drie bij vier meter en een woonkeuken van 2.60 bij 3.50 meter. Hier kon dus ook gegeten worden zodat de woonkamer als een "..gezellig vertrek" ingericht kon worden, iets wat "..maar al te dikwerf ontbreekt in de woningen der arbeiders..". Bij de officiële opening van de woningen waren diverse vooraanstaande personen op het gebied van de volkshuisvesting aanwezig, zoals wethouder van Volkshuisvesting Wibaut, directeur van Bouw- en Woningtoezicht Keppler en de vroegere directeur van de Woningdienst, de toenmalige burgemeester Tellegen. Volgens een kroniekschrijver uit 1915 waren zij allen van oordeel dat zowel de bouw als inrichting van deze complexen zouden bijdragen tot verbetering van de volkshuisvesting. De woningen hadden f 2500,- per stuk gekost. 19 Een maand nadat de woningblokken in de Indische- en Transvaalbuurt waren opgeleverd, besloot de woningbouwvereniging "Het Oosten" zich te richten op nieuwe woningbouw in Amsterdam-Noord. In 1917 kwam aan de Nachtegaalstraat een complex van 87 woningen gereed. Het ontwerp was opnieuw van Lippits, Scholte en Molenschot. Door de Eerste Wereldoorlog liepen de prijzen van de bouwmaterialen echter hoog op. De aannemer ging failliet en de woningen werden met zeer grote vertraging afgebouwd. Twee jaar later kwam van dezelfde architecten in Amsterdam-west een complex van negentig woningen aan de Krommeniestraat gereed. Zowel het complex aan de Nachtegaalstraat als die aan de Krommeniestraat is inmiddels afgebroken. Boven de tuintoegang aan de Krommeniestraat stond vermeld: "Alle man van pas te maken, en van iedereen bemind, zijn de onmogelijke taken, die men in de wereld vindt". In 1919 werd wederom een ontwerp voor woningen in de vogelbuurt in Amsterdam-Noord gemaakt door Lippits en Scholte samen met de architect Lau Peters. Het huizenblok werd gebouwd aan de Fazantenweg, Eendenweg en Kwartelstraat. In dit complex werd een proef genomen met woningen speciaal voor tbc-lijders. Een van de kamers werd extra uitgebouwd en afzonderlijk ingericht. De proef werd echter gestopt aangezien de woningen al snel de naam "TB-woning" kregen zodat de mensen er niet graag wilden wonen. Het complex werd door een Engelse bom in 1943 deels verwoest en later, in 1946, opnieuw opgebouwd. Na 1920 ontwierp Lippits, nu samen met architect J.C. van Epen, opnieuw een aantal huizenblokken voor woningbouwvereniging "Samenwerking" in Amsterdam-Zuid. In 1922 kwamen bouwblokken tot stand aan de Roelof Hartstraat, J.M. Coenenstraat, Reinier Vinkeleskade en Hobbemakade. "Samenwerking" kon dit bouwplan niet uit eigen kas bekostigen. Aangezien het hier ging om woningen voor 'mindergegoeden', kon hiervoor een Rijkssubsidie aangevraagd worden. De aanvraag werd in 1916 gedaan maar pas na de Eerste Wereldoorlog kon het plan uitgevoerd worden.20 In Alkmaar kwam in 1922 een groep woningblokken van 79 woningen gereed in de Boomkampstraat naar een gezamenlijk ontwerp van Lippits en Jan Stuyt (ook een leerling van Bleijs). In 1923 ontwierpen Lippits en Scholte weer woningblokken voor woningbouwvereniging "Het Oosten". Naar twee verschillende ontwerpen werden in dat jaar woningen gebouwd aan de Jozef Israëlkade, de Vincent van Goghstraat de Ferdinand Bolstraat, de Ruysdaelkade en de Van Hilligaertstraat. Na 1923 zijn er in Amsterdam geen ontwerpen meer bekend van Lippits. Het is echter heel goed mogelijk dat er nog meer huizenblokken van zijn hand bestaan (hebben). Door de stadsvernieuwing in de jaren zeventig en tachtig zijn veel huizen vervangen door nieuwbouw, zoals bij bovengenoemde woningen aan de Krommeniestraat en de Nachtegaalstraat. In Amsterdam zijn van Lippits weinig ontwerpen bekend die in opdracht van particulieren gemaakt zijn. Volgens een artikel dat verscheen naar aanleiding van zijn overlijden zou hij, behalve een groot aantal woningen, in Amsterdam ook diverse winkelpuien hebben ontworpen.21 Lippits beëindigde eind jaren twintig zijn actieve loopbaan. Hij kocht een stuk grond aan de Prinsesselaan in Bergen (N.H.) en liet daar een huis naar eigen ontwerp bouwen. Het grote vierkante huis was in tweeën gesplitst en behalve hijzelf woonde er een huisbewaarder met zijn vrouw. In Bergen leed Lippits een teruggetrokken leven. Wel kwam hij nog veel in zijn geboorteplaats Hoorn waar hij schetste en tekende. Er is van hem nog een pentekening van de hoofdtoren in Hoorn uit 1933 in het bezit van de familie. Zijn grote boekencollectie bevatte veel antiquarische werken en diverse boeken over Hoorn. Lippits overleed op 30 januari 1941 in Alkmaar na een ziekbed van enkele weken. Hij werd, hoewel hij van oorsprong Rooms Katholiek was, op de protestante begraafplaats van Bergen begraven. Tijdens zijn leven was hij in conflict gekomen met de Rooms Katholieke kerk waarna hij zich resoluut van deze Kerk afwendde.22 Van de familie was vrijwel niemand op de begrafenis aanwezig. Zij hadden hem het breken met de Rooms Katholieke Kerk niet kunnen vergeven. Alleen zijn neef Bernard Hermes en zijn vrouw waren er. Verder waren de gebroeders Schiller naar de begrafenis gekomen. Bernard Hermes en Lippits' broer Willem erfden zijn bezittingen. Het huis in Bergen werd in de oorlog gevorderd door de Duitsers. Na de oorlog werd het verkocht en deed het lange tijd dienst als pension.23 2. De persoon Over de architect Lippits als persoon is vrijwel niets bekend. In zijn memorandum dat zowel in "Het Bouwkundig Weekblad Architectura" als in het "Algemeen Handelsblad" in 1941 verscheen, werd vermeld dat hij tussen 1910 en 1920 een grote praktijk had in Amsterdam en men hem regelmatig "...met zijn nerveuze veerkrachtige tred" zag lopen met de portefeuille onder de arm op weg naar Bouw- en Woningtoezicht en de Woningdienst. Hij werd in het artikel met name geprezen om zijn woningblokken die hij voor de woningbouwvereniging "Samenwerking" had ontworpen. Met dit werk gaf hij er, volgens de schrijver, blijk van een eigen stijl te bezitten. Waarschijnlijk was Meindert Lippits een introverte, harde werker met een artistieke inslag. Hij was eigenzinnig en had een sterk gevoel voor rechtvaardigheid.24 Volgens het memorandum trad hij vrijwel nooit in de openbaarheid. "Wie de heer Lippits ontmoette, maakte kennis met een mens die het typerende van de gedegen, eerlijke, hardwerkende architect met zich meedroeg".25 Lippits heeft zich minstens tweemaal laten portretteren. In 1904 maakte Huib Luns een klein olieverfschilderij van hem en in 1906 deed de schilder Mijndert Butter hetzelfde.26 Hij bezat, zoals gezegd, een grote collectie boeken maar ook veel schilderijen, vooral van tijdgenoten. Hij bezat onder andere werk van de schilder Jan Bleijs, zoon van de architect en Lippits' leermeester.27 Lippits en Jan Bleijs, die een jaar in leeftijd scheelden, kenden elkaar al vanaf hun kindertijd en hadden onder andere samengewerkt aan de kerk in Assendelft waar Jan Bleijs schilderingen aanbracht. Jan Bleijs woonde eveneens lange tijd in Bergen. Het is mogelijk dat een aantal van de muurschilderingen in hotel Schiller van Jan Bleijs zijn, aangezien hij regelmatig werkte aan interieurs van restaurants en hotels. Tussen 1901 en 1908 werden diverse malen ontwerpen van Lippits in "De Architect" gepubliceerd. Tussen 1908 en 1912 zat hij in het bestuur van het genootschap "Architectura et Amecitia". Hij schreef als bibliothecaris regelmatig kleine stukjes over het wel en wee van de bibliotheek. Hij maakte tussen 1909 en 1911 deel uit van de Schoonheidscommissie, samen met A.W. Weissman en H.P. Berlage, en hij werd in 1914 genomineerd voor het hoofdbestuur van de "Maatschappij tot Bevordering van Bouwkunst". Verder was hij lid van het NIVA (Nederlands Instituut van Architecten) en van de Katholieke kunstkring "de Violier". Een vooraanstaand lid van deze kunstkring was de eerder genoemde Huib Luns. Lippits was enige tijd penningmeester. Op speciaal voor de gelegenheid georganiseerde bijeenkomsten, lieten actieve leden hun werk zien. Ook Lippits presenteerde hier zijn ontwerpen.28 Lippits is nooit getrouwd geweest en heeft geen kinderen gehad.29 Na zijn dood werd de erfenis verdeeld onder zijn neef Bernard Hermes en zijn jongste broer Willem. Zijn bouwtekeningen-archief is waarschijnlijk verloren gegaan.30 3. Het architectonische klimaat Aan het einde van de 19e eeuw is er sprake van een Engelse invloed op sommige Nederlandse architecten. In Engeland, waar de Industriële Revolutie eerder was begonnen en dus ook haar negatieve uitwassen eerder zichtbaar werden, was in de bouwkunst een reactie gekomen. Men keerde zich af van de industriële bouwwijze en van de stad als fenomeen. Deze herwaardering van het oude ambacht en het zoeken naar een landelijke bouwstijl, leidde onder andere tot het ontstaan van de Arts and Crafts-movement. De architectuur die zij voortbracht was niet in de eerste plaats vernieuwend, maar sloot aan bij de eerdere "Queen Anne"-stijl en het vroegere "Old-English". De "Queen-Anne"-stijl richtte zich vooral op de sobere baksteen-architectuur uit de 18e eeuw. Daarbij stond het schilderachtige uiterlijk van een bouwwerk (het "picturesque") voorop. Dit effect werd met name verkregen door de manier waarop de bouwelementen gegroepeerd werden. Asymmetrie en onregelmatige vormen zorgden hiervoor. De zogenaamde Engelse "Bow-windows" (halfronde erkers) werden veel toegepast. Ook hoekramen, kleine raampjes met roedeverdeling en opvallende schoorstenen vormden kenmerken. De vertegenwoordigers van de Arts and Crafts-movement haalden hun ideeën vooral uit de natuur. Zij was hun inspiratiebron, zoals ook bij de aanverwante Art Nouveau (Frankrijk) en Jugendstil (Duitsland) het geval was. De Arts and Crafts-beweging was voorstander van een ambachtelijke bouwkunst, waarin fabrieksmatige massaproduktie taboe was. Hiermee gingen zij in feite aan het streven van het maken van goede woningen voor arbeiders voorbij, aangezien het werken met ambachtelijk geproduceerde materialen veel te duur was voor arbeiderswoningen. De huren zouden veel te hoog worden voor deze sociale klasse. Men stond tevens samenwerking tussen de verschillende disciplines in de kunst voor, zoals beeldende kunst en beeldhouwkunst. Door nauwe samenwerking kwam een zogenaamd "Gesamtkunstwerk" tot stand. Deze ideeën vond men onder andere terug bij de "Nieuwe Kunst" in Nederland, een stroming die bijvoorbeeld architecten als De Bazel en Kromhout beïnvloed heeft. Lippits was niet alleen bekend met deze ideeën maar onderschreef ze ook.31 Bij de tekeningen die hij maakte voor een Verenigingsgebouw in Amsterdam en voor de nieuwe gevel van apotheek "De Hertekop" in Hoorn is deze invloed terug te vinden. De asymmetrie van de gevel en de halfronde erkers laten dit zien. De ontwerpen die van Lippits in "De Architect" gepubliceerd werden, stonden hierin tezamen met die van onder andere Berlage, De Bazel, Kromhout en Walenkamp. Deze personen kende hij persoonlijk aangezien hij samen met hen in het bestuur van "Arti en Amecitia" zat. Samen met De Bazel en Berlage vormde Lippits in 1910 de Schoonheidscommissie. Bij de woningbouwprojecten in Amsterdam kwam hij eveneens in nauw contact met de ontwerpers van andere woningblokken. Bij een aantal van zijn latere projecten werkte Lippits, zoals hierboven genoemd, samen met Van Epen, iemand die ook veel samenwerkte met Berlage. De ontwerpen die Lippits met Van Epen maakte zijn duidelijk soberder dan zijn andere werken. Hier is de invloed van Van Epen dominant. Bij veel van zijn woningbouwprojecten uit de jaren twintig is eerder de invloed van De Bazel's woonhuizen in Amsterdam aanwezig dan de toen in opgang zijnde Amsterdamse Schoolstijl. Lippits bleef de door hem gekozen stijl steeds trouw. Kenmerken die in veel van Lippits' ontwerpen terug te vinden zijn, zijn de bakstenen versieringen aan de bovenzijde van de gevel onder de dakrand; de verticale banden van verschillende kleuren baksteen aan de onderzijde van de gevel; de houten versiering aan de toppen; het doorbreken van de kroonlijst door middel van geveltoppen en of vooruitspringende bouwdelen; de opvallende schoorstenen met opengewerkte bakstenen afsluiting; het gebruik van vooral ruitvormige tegeltableau's, waarin bloemmotieven of vermelding van het bouwjaar; de kleine roedenindeling aan de bovenzijde van de ramen; ronde vensters en opschriften op de gevels. Veel van deze elementen zijn ook te vinden bij gebouwen van Berlage, De Bazel en Staal (zie de Bazel's woningcomplex aan het Van Beuningenplein (1914/1918) en Staal's schoorstenen van Koningslaan 54/56 (1910)). Bij het ontwerpen van het Schiller-hotel (1912) hield Lippits zich zowel met het exterieur als het interieur bezig. Met veel oog voor detail tekende hij niet alleen de gevels maar ook balkonhekken, buitenlantaarns en bevestigingen voor vlaggestokken. Voor het interieur maakte hij ontwerpen voor meubels en lampen. Het is heel goed mogelijk dat ook de glas-in-lood ontwerpen van zijn hand zijn. Ook hier zijn op diverse plaatsen in het interieur spreuken en teksten van zijn hand te vinden. Dat zij in de smaak vielen bij de bezoekers van het hotel getuigt de volgende opmerking: "...gezellig is ook een eetpartijtje bij Schiller, in het parterrezaaltje met de humoristische wandschilderingen en de stimulerende spreuken..."32 4. De visie Slechts twee kleine artikelen, verschenen in "Architectura", vertellen ons iets over Lippits' visie op de architectuur.33 In januari 1908 sprak hij zich uit voor het hooghouden van de positie van de architect. Hij reageerde hierbij op het uitschrijven van prijsvragen voor de verwezenlijking van projecten voor belachelijk lage prijzen, waarbij de beloning voor de ontwerpen vrijwel nihil was. Dit leverde geen kwaliteit en zulke prijsvragen zouden moeten worden geboycot. In de daaropvolgende maand bracht hij het hooghouden van de architectuur en de positie van de architect opnieuw ter sprake. Lippits was voorstander van de verbetering van de positie en een goede belangenvertegenwoordiging van de architect. Volgens hem werd diens positie ondermijnd door de zogenaamde architect-zakenman, iemand die zich vooral richtte op het leggen van contacten en die zich met van alles en nog wat bezig hield, behalve met ontwerpen en tekenen en daarom geen oog had voor architectuur. Lippits sprak zich uit voor het uitschrijven van prijsvragen, zodat een architect zijn ware kunnen kon tonen, waardoor er vanzelf een schifting zou plaatsvinden tussen de architect-zakenman en de ware architect. Op deze manier werd het corps architecten gezuiverd en zou de architect synoniem zijn met een welopgevoed man met talent en bouwkundige ontwikkeling. Wanneer architecten met elkaar in het strijdperk zouden treden, dan zou het altijd een strijd tussen ridders zijn (!). Zaak was dan echter wel dat iedere architect zelf zijn schetsontwerp maakte. Het was van belang dat de prijsvragen wettelijk geregeld zouden worden. 5. Het ontwerp aan de Venenlaan te Hoorn Het project arbeiderswoningen aan de Venenlaan in Hoorn is een van de eerste uitgevoerde ontwerpen en bovendien een van de weinige laagbouwcomplexen van Lippits. In Amsterdam heeft hij vrijwel uitsluitend complexen van drie en vier verdiepingen ontworpen. Toch zijn er overeenkomsten te vinden tussen zijn ontwerpen in Amsterdam en het complex aan de Venenlaan: de bewerking van de top van de gevels en van de diverse dakkapellen, het gebruik van de tegeltableaus met bloemmotieven en het uiterlijk van de ramen. Bij dit complex wordt in tegenstelling tot de woningcomplexen in Amsterdam geen accent gegeven aan de ingang en de hoeken, maar zijn er kleine accenten aangebracht, die zowel eenheid als individualiteit weerspiegelen. Vooral de dakkapellen met elk een eigen top en een opvallend vierkant raampje aan de zijkant, de fraai uitgevoerde opengewerkte schoorstenen en de bloemtegels zorgen hiervoor. De gevels van de huisjes die evenwijdig aan de weg staan krijgen extra accent doordat zij een eigen top hebben. De combinatie van de baksteen (miskleurig hardgrauw, een steensoort waar Lippits een sterke voorkeur voor had), de witte houten panelen aan de top en de rode daken geven het geheel een vriendelijk en harmonisch aanzicht. Het mag duidelijk zijn dat Lippits zelf tevreden was over het ontwerp aangezien hij het zowel in "De Architect" als in "Het Bouwkundig Weekblad" liet opnemen. Bovendien maakte hij van het ontwerp een aantal schitterende kleurentekeningen. Dat collega's en critici het ontwerp ook waardeerden, spreekt uit het feit dat het ontwerp in beide bovengenoemde periodieken geplaatst werd. In zijn toelichting bij de publikaties van het complex in het "Bouwkundig Weekblad" en de "Architect" schrijft Lippits: "In geen enkel plan is het alkovenstelsel toegepast. De slaapkamertjes zijn ruim genoeg om er een ledekant met stoel te plaatsen, zoodat de woonkamer altijd nog vrij blijft. Op de zolderverdieping wordt voorloopig één slaapkamer afgetimmerd, terwijl met de verlichting er op gerekend is, dat er later nog een gemaakt kan worden. In de keuken en in de woonkamer worden schoorsteenen gemaakt met wasemkanalen, zoodat des winters het fornuis in de woonkamer dienst kan doen ook voor kachel en dus brandstof bespaard wordt. De muren der vertrekken worden gepleisterd en beschilderd. Verder is getracht met bescheiden middelen het geheel een vriendelijk aanzien te geven, o.a. door in elken gevel een reliëf-tegel te metselen met bloem-motief, zoodat elke woning een naam verkrijgt als: "In de Roos", "In de Tulp", enz. De kosten dezer woningen bedragen, met inbegrip van grond, onkosten, ledekanten, enz., ongeveer f1750,- per stuk."34 Wanneer we de arbeidershuisjes van Lippits vergelijken met andere door architecten ontworpen projecten uit die tijd, dan zijn er veel overeenkomsten te vinden. Dat is ook begrijpelijk, aangezien het type arbeiderswoning niet veel variatie toeliet. Immers, de bouwsom mocht niet te hoog uitvallen, zodat de huren niet te hoog werden. In dit project werd verwezenlijkt wat veel architecten die zich met woningbouw bezighielden als ideaal zagen: in architectonisch opzicht gezien mooie woningen met voldoende ruimte en comfort. De groepering van de woningen rond een binnentuin voegde hier nog een extra element aan toe. Er is wel geopperd dat de architect hier bewust een tuindorp heeft willen ontwerpen. Het tuindorp-idee was ontstaan in Engeland als reactie op de slechte woontoestanden in de grote fabriekssteden in de tweede helft van de 19e eeuw. Men wilde voor de arbeiders uit de steden woongebieden op het platteland creëren waar voldoende licht, lucht en open ruimte zowel in als om de woning was. Dit principe sloot aan bij de wens van de middenstand en hogere stand om buiten de stad te gaan wonen in een landelijke omgeving. Door de komst van een goed spoorwegstelsel was wonen bij het werk minder noodzakelijk. Zoals al gezegd heeft Engeland een belangrijke invloed op de bouwkunst in Nederland gehad. Ook het tuindorp-idee, dat in feite samenviel met de opleving van de kunstnijverheid en de herwaardering van het ambacht, waaide over naar Nederland. Daar werd in eerste instantie het idee van het wonen in een landelijke omgeving opgepikt door een aantal fabrikanten en filantropen die huizengroepen in de vorm van villaparken stichtte voor hun werknemers. Voorbeelden van zulke ondernemingen waren het Agnetapark in Delft (1885) en het Snouck van Loosenpark in Enkhuizen (1895). Pas na 1902 maakte het tuinstad-idee voor arbeiders opgang, terwijl dit idee pas vanaf 1910 werd uitgevoerd in grotere wijken. Het is zeer aannemelijk dat Lippits de tuindorp-gedachte onderschreef; hij ontwierp immers rond de jaren twintig woningblokken in Amsterdam-Noord en in Alkmaar volgens de tuinstad-opzet. Het is echter onwaarschijnlijk dat de architect bewust een tuindorp heeft willen creëren aan de Venenlaan. Een weidse opzet voor het bouwen van de 32 woningen was onmogelijk. Dit liet de oppervlakte van het kavel ook niet toe. Bovendien was er ten tijde van het ontwerp, in 1907, nog geen sprake van enig uitbreidingsplan in Hoorn. Uitgangspunt voor een tuindorp is juist de structuur van het wegennet en de vorm van de kavels waarop gebouwd wordt. Aan en om de Venenlaan was in het geheel nog geen nieuwe bebouwing en van een bewust stratenplan was geen sprake. Wat Lippits tot de huidige vorm van zijn ontwerp heeft gebracht, zal veeleer het feit zijn dat hij op een beperkte oppervlakte 32 huizen kwijt moest. In eerste instantie was er zelfs nog sprake van 40 woningen. Uiteraard had hij ook vier stroken van acht woningen dwars op de Venenlaan kunnen plaatsen. Het feit dat hij het beter vond ze in twee maal een U-vorm te laten bouwen, duidt er op dat Lippits een eenheid heeft willen creëren met voldoende licht en lucht voor alle woningen, een kleine gemeenschap in een nog vrijwel leeg gebied. Dat het ook een gemeenschap is geworden, bewijst de geschiedenis van "'t Rooie Dorp". Noten 1 De opdrachten in 1878 waren: 1. Breed 38 (nieuwbouw); 2. noodkerk Achterom (nieuwbouw); 3. NH kerk Spanbroek (verbouw); 4. Raadhuis Grosthuizen (nieuwbouw); 5. Gedempte Turfhaven 50 (bouw pakhuis en keuken); 6. Grote Noord 77 (verbouw); 7. Nieuwstraat 33 (verbouw); 8. Grote Noord 52 (vernieuwen onderpui); 9. Kerkplein 30 (nieuwbouw); 10. Kosterswoning Achterom (verbouw); 11. Ramen 1 (nieuwbouw); 12. Kruisstraat 19 (Nieuwbouw); 13. Nieuwsteeg 51-53 (nieuwbouw); 14. Lange Kerkstraat 8 (verbouw); 15. Kerkplein 31 (verbouw); 16. Koekbakkerij (adres onbekend) 2 Het R.C. Maagdenhuis, het huizenbezit van deze instelling en het Sint Elisabeth-gesticht, Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst: De Provincie Noord-Holland, deel II, tekst: R. Meischke, 1980, p. 250 3 T. van der Kooij, Een feestalbum voor A.C. Bleijs, 25 jaar bouwmeester, doctoraalscriptie Kunstgeschiedenis, Vrije Universiteit, 1986. De tekeningen die Lippits maakten waren: cat.nr. 7; cat.nr. 11, cat.nr. 15 en cat.nr. 26. 4 De Architect, 12e jaargang, 1900/01, p 403. Het juryrapport verscheen in "Architectura", 1897, p 106-108 5 De Architect, 12e jaargang, aflevering 3 & 4. Het juryrapport verscheen in "Architectura", 1901, p 90-92. De jury bestond uit H.P. Berlage, P.J.H. Cuypers, Al le Compte en A. Salm 6 De gebroeders Dunselman waren aangetrouwde familie van de man van zijn zus Maria Anna. Een zus van deze Johannes Hermes was getrouwd met een Dunselman, die bakker was in Den Helder. 7 De Architect, 14e jaargang, 1902, p 487. In 1996/97 werd het pand naast de apotheek (Kleine Noord 3) gesloopt. Een nieuw ontwerp werd gemaakt door architectenbureau Trigallez te Hoorn. De stijl van de toegevoegde voorgevel werd aangepast aan de originele gevel van Lippits. De gevel werd op dusdanige, historiserende, wijze uitgevoerd dat het verschil tussen origineel en toevoeging nauwelijks te onderscheiden is (Dossier Bouw en Woningtoezicht Hoorn). 8 Bouwkundig Weekblad, 1903, p 345 9 De Architect, 18e jaargang, 1904/05 en Bouwkundig Weekblad, 1904, p 552 10 Bouwkundig Weekblad, no. 34, 24 augustus 1907 en De Architect, 18e jaargang, 1907, p 636 11 Zie ook: De Gekroonde Jaagschuit te Hoorn, handel in koffie, thee en tabak op het Breed, Willeke Jeeninga, Hoorn 1997, p. 55; Aanvraag vergunning en bouwtekening: A.W.G., ingekomen stukken van de gemeente. 1909, nummer 235. 12 Bouwkundig Weekblad, 1908, 13 Het betrof de kerk "Heilige Jacobus de Meerdere" te Kethel, zie ook: Architectura, 1912, 20 januari, no. 3, p 18. Bij welk pand de stal hoorde en of het er nog staat, is niet bekend. 14 Twintigjarig overzicht van de Amsterdam Coöperatieve Woningbouwvereniging "Samenwerking", 1908-1928, Amsterdam, 1929 15 Idem 16 Nicolaas Henricus Wilhelmus Scholte werd op 6 november 1872 geboren in de P.C. Hooftstraat in Amsterdam. In 1884 vertrok hij op twaalfjarige leeftijd voor zeven jaar naar Roermond. In 1891 kwam hij terug naar zijn ouders en studeerde daar aan de Quellinius Tekenschool. Van 1908 werkt hij regelmatig met Lippits samen. 17 Architectura, 1911, p 30 18 Architectura, 1913, p 149-151. Een advertentie voor hotel Schiller in "De Tijd" van 16 december 1916 vermeldt: 70 kamers (20 met bad) 19 Jaarverslag R.K. Woningbouwvereniging "Het Oosten", 1913 20 Renovaties van "Samenwerking", 1986-1994. Woningverbetering in Amsterdam-Zuid. Amsterdam 1995, p 8-9. Volgens dit boek zouden ook de woningen rond het Harmonyhof van de hand van Lippits en Van Epen zijn. Andere bronnen, zoals het jaarverslag van de vereniging, vermelden alleen de naam van Van Epen als ontwerper voor dit complex. 21 Bouwkundig Weekblad Achitectura, 1941, nr 6, p 41 22 Volgens de familie was dit conflict door zijn werk ontstaan. De familie drong nog aan op een verzoening met de kerk zodat ook de ruzie met zijn familie bijgelegd kon worden. Lippits volharde echter tot aan het eind in zijn opvatting en weigerde aan zijn sterfbed een pastoor. 23 Nu is het huis weer verbouwd tot woonhuis. 24 Volgens zijn familie was hij een driftige man met een zeer sterke eigen wil. Hij was vaak wat kortaf, maar wel heel vrijgevig. Hij was redelijk welgesteld, maar gaf ook veel weg. 25 Bouwkundig Weekblad Architectura, nr. 6, 8 februari 1941 26 Hubert Maria Luns, geboren Parijs 6.6.1881, overleden Amsterdam 24.2.1942. Mijndert (Meindert) Butter, geboren Den Helder 23.3.1877, overleden Den Haag 29.4.1940. 27 Hij had een "Volendammer-kop" van Jan Bleijs en een "Slapende Dame" van Huib Luns. 28 "Van Onzen Tijd", orgaan van de Katholieke Kunstkring de Violier, 8e Jaargang, jaartal 1909/10 29 Lippits was erg betrokken bij het wel en wee van het gezin van zijn jongste broer Willem Lippits, die op het Grote Noord 120 in Hoorn een winkel in schoenen, hoeden en petten had. Hij was waarschijnlijk peetoom van diens jongste dochter Eleonara Maria. Hij financierde mogelijk haar medicijnenstudie. Zij zou de eerste Nederlandse vrouwelijke missionaris-arts worden. Ze overleed in 1993. Ook de studie van andere neven en nichten financierde hij. 30 Na de dood van Bernard Hermes erfde zijn jongste dochter Maria de schilderijen van Lippits. De boeken kwamen terecht bij zijn kleinzoon, de heer J. Haring. Na de dood van Maria Hermes in 1995 kreeg deze haar schilderijen in bezit, waaronder het portret van Lippits door Huib Luns. Een aantal schilderijen van Lippits is nog in het bezit van Willem Lippits' zoon (de heer W.A. Lippits uit Voorhout) zoals het portret van de architect door Mijndert Butter. 31 Volgens de familie had hij graag eens naar Engeland gewild, maar is het daar nooit van gekomen. 32 33 Architectura, 1908, no 4 en 1908 no 8. 34 Bouwkundig Weekblad, 1907, nr. 34; De Architect, 18e jaargang, 1907, p. 636 Nevenfuncties: genootschap "Architectura et Amicitia"/bestuurslid/1908-1912;Schoonheidscommissie/lid/1909-1911;Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst/lid hoofdbestuur/1914;Nederlands Instituut van Architecten (NIVA)/lid/;katholieke kunstkring "de Violier"/lid en penningmeester/
Geboren :
Hoorn , 1869-06-01
Overleden :
Alkmaar, 1941-01-30
Nationaliteit :
Nederlands (nationaliteit/cultuur)
Beroep/Werkveld :
architecten
Geslacht :
man
Fullscreen
Verstuur
sluiten
Gerelateerde items
Archieven
Objecten
Publicaties
Personen
Projecten
×