Inloggen
Winkelwagen (0)
Zoeken
NL
EN
Het Nieuwe Instituut
Menu
Sluit
Home
Ontdek een thema
Zoeken in de collectie
Over het zoekportaal
Over de collectie
Architectuur Dichterbij
Website Het Nieuwe Instituut - Collectie
Research Centre
Instagram Collectie
Collectie Nieuwsbrief
Zoeken door
Alle databases
Archieven
Publicaties
Personen
Projecten
Objecten
in
Resultaten
Terug
Terug
Terug naar resultaat
Volgende
Volgende
Duintjer, Marius Frans
Naam :
Duintjer, Marius Frans
Naam type :
persoon, vervaardiger, architect, auteur
Beschrijving :
<P>Bij de aanvaarding van het ambt van buitengewoon hoogleraar aan de Technische Hogeschool in Delft (1956) hield Marius Duintjer zijn inaugurale rede, met als titel 'Bouwen met hart en ziel'. Hij sprak over de gotische kathedralen waar de draagstructuur van luchtbogen en steunberen 'een onvoorstelbare lichtheid' mogelijk maakte. Hierin kwamen esthetica en techniek, of anders gezegd, gevoel en verstand of hart en ziel, op een sublieme wijze samen. In de Beurs van Berlage zag Duintjer ook zo'n voorbeeld. De traditionele baksteenbouw vormde er samen met de in het zicht gelaten stalen vakwerkspanten een eenheid. 'De bouwkunst werd weer verbonden met de constructie en zo ook ratio met intuïtie.'1<BR>Duintjer zou bekend worden als de architect van De Nederlandsche Bank op het Frederiksplein in Amsterdam, die als oriëntatiepunt in de stad niet onderdeed voor de Middeleeuwse kathedralen. Voor het overige ging iedere vergelijking mank behalve het feit dat ook bij De Nederlandsche Bank 'Bouwen met hart en ziel' als uitgangspunt diende. De intentie techniek en esthetica in harmonie te brengen, kan gezien worden als een constante factor in het oeuvre van Marius Duintjer.<BR>De Nederlandsche Bank was, evenals Duintjers kantoorgebouw voor de ABN aan de Vijzelstraat in Amsterdam, omstreden vanwege functie en locatie. Beide gebouwen werden onder vuur genomen als representanten van de cityvormingpolitiek van de gemeente Amsterdam. Marius Duintjer werd al te vaak in één moeite afgeschilderd als architect van 'verkeerde' gebouwen.<BR>Duintjer was niet alleen architect van deze prominente en omstreden bankgebouwen, hij was tevens ontwerper van stedenbouwkundige plannen en van een groot aantal gebouwen zoals kerken, woningen, ziekenhuizen, provinciehuizen, bedrijfsgebouwen en van het hoofdgebouw voor Schiphol. Vanaf de oprichting van zijn bureau in 1935 tot aan zijn dood in 1983 heeft Duintjer zich continu aan de architectuur gewijd, slechts onderbroken door de oorlog. Tot aan het eind van zijn leven heeft hij op het bureau zijn vaste plek gehouden.</P> <P>Zowel vóór als na de Tweede Wereldoorlog was er in het architectuurdebat sprake van een 'richtingenstrijd' tussen het nieuwe en het traditionele bouwen, waaraan Duintjer slechts zijdelings deelnam. Het beste kan hij - wat de vooroorlogse situatie betreft - ingedeeld worden bij de jongere generatie van architecten binnen het 'Nieuwe Bouwen', die zich niet voor 100% schaarden achter de streng functionalistische opvattingen van de ouderen, zoals het a- esthetische standpunt. Ook was voor deze jongeren de maatschappelijke relevantie van het bouwen niet meer zo dwingend aanwezig. Het waren deze jongeren die zich manifesteerden als Groep 32, waar Duintjer overigens nooit daadwerkelijk bij betrokken is geweest. Duintjer kan gezien worden als een architect van 'de derde weg', waar techniek en vormgeving, of in zijn eigen woorden techniek en esthetica, samengingen, elkaar aanvulden en tot een compromis kwamen. Deze opvattingen werden in de naoorlogse periode wel als 'shake hands architectuur' aangeduid.<BR>Voor Duintjer moet het werk van Le Corbusier van grote betekenis geweest zijn, zoals dat bij veel van zijn vakgenoten het geval was. De ongekende mogelijkheden van gewapend beton, zoals Le Corbusier die toepaste, vormden de basis voor zijn werk,l dat gekenmerkt wordt door open plattegronden, door de krachtige horizontale, ver uitkragende vloeroverstekken en grote glazen puien. Daarin waren ook invloeden aanwijsbaar van het werk van F.L. Wright en van de traditionele Japanse bouwkunst, waarvan hij kennis nam via de vakliteratuur.2<BR>In de jaren vijftig brak Duintjer door als toonaangevend architect. In 1956 werd hij benoemd tot buitengewoon hoogleraar aan de TH in Delft en in 1958 tot lid van de Commissie van Advies voor de Restauratie van het Koninklijk Paleis in Amsterdam. In datzelfde jaar ontving hij de Architectuurprijs van de stad Amsterdam voor het Ontspanningsgebouw voor Werkspoor aan de Oostenburgergracht in Amsterdam (1952).<BR>De belangrijkste werken uit het oeuvre van Duintjer kwamen tot stand in de jaren zestig, toen de economie weer aantrok. Dit waren bijvoorbeeld: het hoofdgebouw voor Schiphol, De Nederlandsche Bank en het ABN kantoorgebouw in Amsterdam, de provinciehuizen in Zwolle en Assen, het Christelijk Lyceum Buitenveldert in Amsterdam, de Thomaskerk in Zeist en het Andreas Ziekenhuis in Amsterdam. Zijn gebouwen worden gekenmerkt door heldere structuren en een optimale oriëntatie en vallen op door hun zorgvuldige detaillering en materiaalkeuze. Duintjer had een grote voorliefde voor natuurlijke materialen, zoals hout in combinatie met onbehandeld beton, Groninger baksteen en grès tegels. Daaraan zou 'daglicht' als één van zijn belangrijkste bouwstenen toegevoegd kunnen worden. Voor Marius Duintjer, afkomstig uit de donkere veenkoloniën, was toepassing van daglicht van wezenlijk belang voor zijn werken. In de 'Kolenkit' creëerde hij verticale lichtstroken, in de Kruiskerk werd het daglicht verspreid door de 'duizend' vensters. Grote glasvlakken overspoelden zijn gebouwen met daglicht. Rastervormige vensterindelingen fungeerden op hun beurt als filters in het spel van licht en schaduw.<BR>In de architectuur van Duintjer worden de maatschappelijke veranderingen van zijn tijd zichtbaar. Hij ontwierp geen monumentale gebouwen, maar gebouwen met een open en heldere structuur, die toegankelijk waren voor de burger. Zoals De 8 a-esthetisch was, zo kon Marius Duintjer amonumentaal genoemd worden.</P> <P>Jeugd</P> <P>Marius Frans Duintjer werd op 22 december 1908 geboren. Hij was de derde van de vier zoons van Engbert Jurjen Duintjer, directeur van een aardappelmeelfabriek in Veendam en Jetske Ottema, notarisdochter. Marius Duintjer groeide op in Veendam temidden van aardappelmeelindustrie. Hij ging in Veendam naar de lagere school en de HBS. Zijn familie behoorde samen met een aantal andere families tot het plaatselijke industriële patriciaat en speelde een rol in het culturele leven van de streek. Duintjer senior was een verwoed kunstverzamelaar en oprichter van de plaatselijke muziekvereniging. Zo'n vier keer per jaar werden er concerten voor kamermuziek gegeven en de musici logeerden dan meestal in het gastvrije huis van de familie Duintjer aan het Oosterdiep. Net als de andere gezinsleden bespeelde Marius een muziekinstrument, namelijk cello. Ook was hij in zijn vrije tijd vaak aan het tekenen en schetsen, zoals bij veel toekomstige architecten.3</P> <P>Opleiding tot architect</P> <P>Na zijn eindexamen HBS-A in 1927 vertrok Marius Duintjer naar Zwitserland, om in Zürich aan de Eidgenössische Technische Hochschule (ETH) de studie bouwkunde te volgen. Op de TH in Delft zou hij met zijn HBS-A diploma niet toegelaten worden. De opleiding aan de ETH had in Europa een goede reputatie. De nadruk viel er eerder op de ontwerppraktijk dan op de theoretische en technische vakken, zoals dat in Delft aan de TH het geval was. Marius Duintjer studeerde bouwkunde onder Karl Moser, die van 1915-1928 professor was aan de ETH. Karl Moser was een erudiet architect met vele contacten in de wereld van het moderne bouwen, zoals Walter Gropius, Le Corbusier en Siegfried Giedion. In 1928 organiseerde hij samen met Le Corbusier het eerste Congres International d'Architecture Moderne. In 1928 werd Karl Moser op de ETH opgevolgd door de als gematigd functionalist bekend staande Rudolf Salvisberger.<BR>Na zijn afstuderen in 1931 keerde Marius Duintjer terug naar Nederland, waar hij in 1932 zijn militaire dienstplicht vervulde als officier, een functie die hem in de Tweede Wereldoorlog nog parten zou spelen. Gedurende zijn diensttijd zag Duintjer gelegenheid zich bezig te houden met architectuur. Hij deed in 1932 mee aan een studieprijsvraag voor een woonhuis van een architect, die uitgeschreven was door het Genootschap Architectura et Amicitia. De jury was positief over het ontwerp van Duintjer en had veel waardering voor de eenvoudige en heldere hoofdopzet en aansluitende terreinindeling.<BR>Na zijn dienstperiode vertrok Marius Duintjer in 1933 naar Parijs om zich verder in het architectenvak te bekwamen bij Le Corbusier, zoals meer gedaan werd door zijn generatiegenoten. Het was hard werken voor een hongerloontje. Le Corbusier hield er in die tijd een bureau op na, dat grotendeels bezet werd met jonge architecten.<BR>Duintjer heeft daar ongetwijfeld veel geleerd, al was het maar het op een bijzondere wijze denken over het vak en van dichtbij de vrijwel onbeperkte mogelijkheden van gewapend beton ervaren. Het bureau van Le Corbusier werkte in die periode aan de voltooiing van de Cité de Refuge (1932-1933), aan het appartementengebouw aan de Rue Nungesser-et-Coli (1931-1934) en ondermeer aan de stedenbouwkundige plannen voor Genève, Stockholm en Antwerpen. Duintjer werkte tot in 1935 op het bureau van Le Corbusier, waarna hij - terug in Nederland - korte tijd werkzaam was bij architectenbureau Hooykaas en Lockhorst in Rotterdam, om vervolgens nog in datzelfde jaar zijn eigen architectenbureau op te richten in Amsterdam.<BR>Zijn eerste opdrachten kwamen uit de familiekring. Voor een oom ontwierp Duintjer een zomerhuisje in Borger dat in 1934 met beperkte middelen werd uitgevoerd en steeds verder werd uitgebreid tot in 1939. Voor zijn broer Allart, die zich als notaris in Leeuwarden had gevestigd, maakte hij een ontwerp voor diens woonhuis (1935-1936). Het was zijn eerste opdracht als zelfstandig architect. Het huis in Leeuwarden heeft een eenvoudige, rechthoekige plattegrond. De draagstructuur bestond uit binnenwanden, die op regelmatige afstand van elkaar geplaatst waren. De woning heeft een opvallend vrije en ruimtelijke indeling. Aan de westzijde is een ruime, kamerhoge kelder, waardoor de ruimte erboven, bestemd voor een min of meer afgezonderd studeervertrek, vier treden hoger kwam te liggen. De woning is zuiver functioneel en heeft geen toegevoegde decoratieve ornamenten. De opzet van de woning vertoont opvallende overeenkomsten met het ontwerp voor Villa le Sextant in La Palmyre - Les Mathes van Le Corbusier (1935).</P> <P>Inleiding Biografie, zie archiefvorming</P>
Geboren :
Veendam, 1908-12-22
Overleden :
Amsterdam, 1983-05-02
Nationaliteit :
Nederlands (nationaliteit/cultuur)
Beroep/Werkveld :
architecten
Geslacht :
man
Associatie :
Le Corbusier, De 8
Fullscreen
Verstuur
sluiten
Gerelateerde items
Archieven
Objecten
Publicaties
Personen
Projecten
×